Vandaag diende de zitting in de bodemprocedure die Koninklijke Horeca Nederland (KHN) namens acht individuele horecaondernemers tegen de Staat heeft aangespannen. Zij vorderen volledige compensatie van het door hen onevenredig geleden nadeel als gevolg van de coronamaatregelen. Veel horecaondernemers hebben namelijk blijvende financiële schade geleden als gevolg van de door de Staat opgelegde coronamaatregelen. Tijdens de zitting lichtten de advocaten de standpunten nader toe. Twee ondernemers werden in de gelegenheid gesteld om te vertellen wat het coronabeleid voor hun persoonlijke situatie heeft betekend. Over zes weken volgt er een vonnis, of het besluit dat de zaak wordt aangehouden.
De coronamaatregelen van de overheid hebben een enorme impact gehad op de horeca. De overheid gaf in diverse persconferenties als voornaamste reden dat met het sluiten van de horeca beoogd was vervoersbewegingen te beperken en groepsvorming te voorkomen. De overheid heeft tijdens de coronacrisis in het belang van de samenleving steeds keuzes gemaakt waarbij de horeca keer op keer veel harder is getroffen dan andere onderdelen van de economie. De overheid had echter ook andere keuzes kunnen maken.
KHN vindt het oneerlijk dat de overheid ten laste van de horeca maatregelen neemt ten behoeve van de volksgezondheid, maar vervolgens niet bereid is om het onevenredige nadeel dat horecaondernemers daardoor lijden volledig te vergoeden. Zeker omdat de coronamaatregelen niet binnen het normale ondernemersrisico vallen en de horecabranche zwaarder is getroffen dan de rest van Nederland. In maart 2021 is KHN daarom een bodemprocedure gestart. KHN treedt in deze zaak op namens acht individuele horecaondernemers, zodat zij de compensatie krijgen waar ze recht op hebben. Maar het gaat uiteindelijk om veel meer dan deze acht ondernemers. Een gunstige uitspraak kan immers een precedent scheppen voor alle andere ondernemers die ook nadeel hebben geleden door de coronamaatregelen. Ten slotte wil KHN middels deze procedure ook recht doen aan het gevoel van onrecht dat bij veel horecaondernemers leeft.
De steunmaatregelen tijdens de coronacrisis waren welkom, maar NOW, TVL en overige steunmaatregelen betroffen slechts een bijdrage in werknemerskosten en overige vaste lasten. De ondernemers zelf hebben op geen enkele wijze compensatie of steun ontvangen en hebben dus moeten interen op hun eigen vermogen, buffers en pensioenvoorzieningen. Starters vielen bij de meeste steunmaatregelen zelfs volledig buiten de boot.
De hoofdvorderingen zijn dat de rechter wordt gevraagd voor recht te verklaren dat de overheid onrechtmatig jegens de acht horecaondernemers heeft gehandeld en dat de overheid wordt veroordeeld het volledige onevenredige nadeel aan de horecaondernemers te vergoeden.
Na meerdere schriftelijke rondes kregen de advocaten op 28 september de gelegenheid om de juridische standpunten nader toe te lichten. Ook hebben de rechters vragen gesteld. Twee van de acht ondernemers kregen bovendien de mogelijkheid om toe te lichten wat de coronamaatregelen financieel en emotioneel voor hen hebben betekend.
Een van de juridische vragen die aan de orde kwam, is of de zaak van de acht individuele ondernemers niet moet worden aangehouden tot er een einduitspraak is over de collectieve vordering van KHN namens alle leden. Bij een eerder vonnis is KHN in die vordering niet-ontvankelijk verklaard. KHN heeft tegen die uitspraak hoger beroep ingesteld.
De rechters hebben aangegeven dat over zes weken de beslissing volgt of de zaak wordt aangehouden, of dat er een vonnis komt.