In maart 2021 zijn we een procedure gestart tegen de Staat. Kort gezegd vorderden we dat de rechter zou bepalen dat de Staat onrechtmatig heeft gehandeld door niet het nadeel te compenseren dat horecaondernemers door de coronamaatregelen hebben geleden. Voor veel ondernemers was er TVL en NOW, maar die dekten bij lange na niet de werkelijke kosten, terwijl de omzet drastisch terugviel. Ondernemers die niet of nauwelijks aanspraak konden maken op de TVL en/of NOW waren nog slechter af.
Al eerder had de rechtbank ons niet-ontvankelijk verklaard in de collectieve schadeactie. Hierop gingen we in hoger beroep. Op 9 november 2022 heeft de rechtbank Den Haag een vonnis gewezen in de zaak die namens acht individuele ondernemers was ingediend.
Wij en de ondernemers vorderden vergoeding van het nadeel dat de ondernemers hebben geleden door de corona-maatregelen. Namens de horecaondernemers is aangevoerd dat de coronamaatregelen ten behoeve van de samenleving als geheel zijn getroffen, maar dat zij er onevenredig nadeel door hebben geleden.
In het vonnis overweegt de rechtbank dat de coronamaatregelen voor de acht horecaondernemers wel degelijk een last opleveren die uitstijgt boven het normale ondernemersrisico en dat die maatregelen van zodanige aard en omvang waren dat ondernemers daarmee redelijkerwijs geen rekening konden houden. Het verweer van de Staat dat niet de maatregelen, maar de coronapandemie de oorzaak is geweest van het nadeel werd door de rechter verworpen.
Toch krijgen de horecaondernemers geen vergoeding. De rechtbank heeft beslist dat het niet aan haar is om de regels te veranderen, of de daaruit voortvloeiende lasten te corrigeren. De rechtbank beroept zich daarbij op uitspraken, waarin alleen speciale gevallen binnen een groep die door maatregelen worden getroffen compensatie kunnen krijgen. De rechtbank is niet meegegaan in het betoog van ons, dat in deze bijzondere situatie (een coronapandemie) het grote nadeel van de horecaondernemers vergeleken moet worden met het kleinere nadeel dat andere ondernemers in Nederland hebben geleden. Die ongelijkheid wilde (of durfde) de rechtbank niet weg te nemen.
We zijn zeer teleurgesteld in deze uitspraak en zijn van mening dat deze uitspraak absoluut geen recht doet aan de zeer bijzondere omstandigheden die de coronapandemie hebben meegebracht. Met de advocaten van NautaDutilh zullen we het vonnis zorgvuldig bestuderen en de mogelijkheid van hoger beroep onderzoeken.
NB update over bodemprocedure en rechtszaak 21-3-2023: Er is besloten niet in hoger beroep te gaan. We achten de kans klein dat dit enig voordeel oplevert voor de horeca.