Verhoudingen op de horecabiermarkt
KHN nam het initiatief om de verhoudingen op de horecabiermarkt diepgaand te laten onderzoeken. Het bedrijfschap Horeca en Catering verstrekte opdracht de onderzoeken uit te voeren. Sinds november 2011 verschenen er drie onderzoeksrapporten, twee van EIM en een van SEO. EIM deed onderzoek naar rendementsverklarende factoren voor drankverstrekkende bedrijven in de horeca en een onderzoek naar het feitelijk overstapgedrag door cafés met kelder- of fustbier in de periode 2006-2012. In januari 2013 verscheen het rapport 'Naar concurrentie op de tap' van SEO: een mededingingseconomische analyse van de horecabiermarkt in Nederland.
Samenvatting EIM-rapport Rendement en Relatie (november 2011)
Onderzoek naar rendementsverklarende factoren voor drankverstrekkende bedrijven in de horeca.
- 75% van de cafés is sterker gebonden aan een brouwerij dan alleen een normale leveranciersrelatie;
- Een op de zes panden is eigendom van de brouwerijen;
- Hoe groter de binding met de brouwerij, hoe minder de nettowinst;
- Vooral (pand)gebonden ondernemers zijn slechter af; ze betalen een marktconforme huurprijs, maar krijgen door de afnameverplichting geen of nauwelijks korting op de bierprijs.
EIM-rapport Overstapgedrag in de horecabiermarkt (augustus 2012)
Onderzoek naar feitelijk overstapgedrag door cafés met kelder- of fustbier in de periode 2006-2012.
- In de periode 2006-april 2012 stapte per jaar gemiddeld slechts 2,4% van de cafés daadwerkelijk over naar een andere brouwerij;
- Het overstapgedrag hangt sterk af van de mate van gebondenheid aan de brouwerij;
- Ongebonden cafés stappen het meest over en pandgebonden cafés stappen niet over;
- Als cafés overstappen dan is in 5 van de 7 gevallen sprake van een toename van de binding;
- De belangrijkste belemmering om over te stappen zijn de contracten met de brouwerijen.
SEO-rapport Onderzoek ‘Naar concurrentie op de tap' (januari 2013)
- Er is geen sprake van effectieve concurrentie op de horecabiermarkt;
- De concurrentie tussen horecaondernemers wordt beperkt door een stelsel aan overeenkomsten tussen brouwerijen en horecaondernemers voor verschillende diensten (o.a. lening, pand, bruikleen), die worden gecombineerd met een exclusieve afnameverplichting en leiden tot een sterke binding van de horecaondernemers aan de brouwerijen;
- De hogere inkoopprijzen als gevolg van de binding, in combinatie met prijsdruk, vanwege de bewust door de brouwerijen in stand gehouden overcapaciteit aan horecagelegenheden, leiden ertoe dat de marges van horecaondernemingen onder druk staan. Door de lage marges zijn banken minder geneigd om de horecasector te financieren en zijn horecaondernemingen al gevolg daarvan weer meer afhankelijk van brouwerijen;
- Volgens SEO is er alle aanleiding voor ACM om de door Heineken gehanteerde overeenkomsten opnieuw te beoordelen (in 2002 heeft ACM geoordeeld dat de overeenkomsten niet mededingingsbeperkend zouden zijn). Ook moet ACM beoordelen of de andere drie grote brouwerijen (Grolsch, Bavaria en AB Inbev) niet ten onrechte gebruik maken van de Europese Groepsvrijstelling voor verticale overeenkomsten;
- Volgens SEO kan de markt alleen effectiever werken als er concurrentie op de tap ontstaat. Dit is alleen mogelijk als exclusieve afnamebedingen in de overeenkomsten tussen brouwerijen en horecaondernemers verdwijnen en er keuzevrijheid voor de horecaondernemers ontstaat tussen de diensten van de verschillende brouwers.