Paracommercie is de verzamelterm voor horeca-activiteiten die plaatsvinden in paracommerciële instellingen. Paracommerciële instellingen zijn niet-commerciële ‘rechtspersonen’ zoals stichtingen of verenigingen die zich in de eerste plaats richten op het stimuleren van activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Horeca-activiteiten behoren dus niet tot de core-business.
De hoofdactiviteit van paracommerciële instellingen is dus nooit horeca; horeca wordt ‘erbij’ gedaan. Omdat deze instellingen profiteren van subsidies, vrijwilligers of een speciaal fiscaal regime zijn gemeenten op basis van de Alcoholwet verplicht om de horeca-activiteiten van dit type instellingen aan banden te leggen via de Paracommerciële Verordening. Via zo’n verordening worden de horeca-activiteiten van deze instellingen ingeperkt. Zoals de schenktijden en de zogenaamde ‘feesten van persoonlijke aard’, zodat de reguliere horeca daar geen oneerlijke concurrentie van ondervindt. Voorbeelden van paracommercie zijn sportkantines, cultuurcentra en poppodia.
Op dit moment biedt de huidige wet onvoldoende bescherming voor horecaondernemers tegen oneerlijke concurrentie. Vaak vallen de beperkingen die in de Paracommerciële Verordening zijn vastgelegd erg ‘mee’ (tijden dat er alcohol mag worden geschonken, aantal feesten en partijen dat mag worden gehouden en door wie) en wordt er nauwelijks door de gemeente gecontroleerd of de instellingen zich ook hieraan houden. Hier komt bij dat de lokale gemeentebestuurders een (persoonlijke) relatie kunnen hebben met bijvoorbeeld de sportclub. Daarnaast hebben gemeenten, die de afgelopen jaren hun inkomsten hebben zien teruglopen en dus de subsidiekraan moeten dichtdraaien, er belang bij dat de vereniging haar eigen broek kan ophouden.
In de praktijk zien we ook dat de wet wordt omzeild met horeca-bv’s. In zo’n bv, 100% dochter van de stichting of vereniging, worden de horeca-activiteiten ondergebracht zodat de beperkingen van de verordening niet meer van toepassing zijn. Dit is ook gunstig voor gemeenten. De bv is commercieel actief en profiteert tegelijkertijd van de faciliteiten en subsidies van de stichting of vereniging. Mocht het financieel alsnog niet uitkomen dan zal in de praktijk de gemeente altijd bijspringen. In zo’n geval heb je dus volledige concurrentie met de reguliere horeca door ‘bedrijven’ die feitelijk geen enkel ondernemersrisico lopen. De Wet Markt en Overheid die moet voorkomen dat overheden het bedrijfsleven oneerlijk beconcurreren is hier niet van toepassing. Het is immers niet de overheid die onderneemt maar een gesubsidieerde instelling.
Om misbruik te voorkomen vindt KHN dat paracommercie het beste centraal in de Alcoholwet geregeld kan worden. Ook moet de alcoholwet zodanig worden aangepast zodat het 'horeca-bv-trucje' niet meer kan worden ingezet. Gesubsidieerde instellingen moeten gedwongen worden een keuze te maken: óf subsidie ontvangen maar dan geen commerciële activiteiten ontplooien binnen een bv, óf commercieel concurreren met de horeca maar dan ook geen subsidie.
Vermoed je een geval van oneerlijke concurrentie door een paracommerciële instelling? Neem dan contact op met jouw lokale KHN-bestuur. Zij kunnen controleren of jouw vermoeden klopt, en contact opnemen met de gemeente. Als je inlogt op Mijn KHN, vind je de naam van je afdeling op de homepage. Klik verder voor de adresgegevens van jouw afdeling. Je kunt ook zelf een handhavingsverzoek indienen.